Bepalende factoren stopzetting van bedrijven in kaart gebracht
Voor haar doctoraatsonderzoek nam Sofie Balcaen van de vakgroep Accountancy en Bedrijfsfinanciering (UGent) het exitproces van ruim 6.000 Belgische bedrijven onder de loep. Ze bracht de factoren in kaart die bepalend zijn voor het moment en de manier waarop een bedrijf in moeilijkheden stopgezet wordt. In tegenstelling tot de meeste studies werden niet enkel faillissementen opgenomen, maar ook vrijwillige liquidaties, overnames, fusies en splitsingen die volgen op een economische probleemsituatie. Het gaat om kleine en middelgrote private ondernemingen die minstens vijf jaar hebben bestaan. Voor elk van de ruim 6.000 Belgische bedrijven in moeilijkheden werden een aantal ondernemings-kenmerken geobserveerd vanaf het moment dat de onderneming voor het eerst in moeilijkheden kwam, tot op het moment van stopzetting.
De onderzoekers onderscheiden verschillende manieren en momenten waarop de activiteiten van een bedrijf worden stopgezet (exitpadprofielen). Ze onderscheiden een specifiek exitpadprofiel voor faillissementen, voor vrijwillige stopzetting en voor overname of fusie. Ook bedrijven die al snel nadat de eerste problemen opduiken de boeken sluiten, volgen daarbij een specifiek exitpad. Vrijwillige liquidatie blijkt typisch te zijn voor kleine bedrijven, stand alonebedrijven (in tegenstelling tot ondernemingen die deel uitmaken van een groep) en bedrijven die over een grote cashvoorraad beschikken. Hierbij onderscheiden de onderzoekers twee exitpadprofielen, afhankelijk van het moment van uitstap: al snel na de eerste problemen, of pas later.
Kenmerkend voor een vroege uitstap is dat de betrokken bedrijven een grote flexibiliteit hebben om snel te reageren wanneer problemen opduiken. Het gaat hier om flexibiliteit tegenover de stakeholders; het bedrijf is niet van hen afhankelijk of er zijn weinig stakeholders betrokken bij het stopzettingsproces. Vaak beschikt de onderneming over weinig werkingsmiddelen Dit soort bedrijven gaat vrij snel over tot liquidatie en kan zo verhinderen dat veel financiële middelen verloren gaan. Bedrijven die pas relatief laat nadat de eerste financiële problemen opdoken overgaan tot stopzetting, zijn vooral bedrijven die sterk afhankelijk zijn van hun stakeholders of weinig cash flow hebben. Kenmerkend zijn hier grote bedrijven die vaak deel uitmaken van een groep, met veel financiële en handelsschulden, en ondernemingen die grote investeringen en voorraden hebben op het moment dat de eerste problemen ontstaan. Dit soort bedrijven probeert op dat moment eerst in te krimpen en zijn schulden af te lossen. De liquidatie wordt vaak voorafgegaan door een langdurige uitverkoop. Wanneer de eigenlijke stopzetting echter te lang wordt uitgesteld, wordt de kans op een gedwongen exit groter. De onderzoekers wijzen hier op de rol die de overheid en politici vaak spelen bij dit uitstel. Als stakeholder proberen ze vaak het stopzettingsmoment uit te stellen, vooral als het om grote bedrijven gaat of wanneer veel jobs dreigen verloren te gaan.
Bedrijven die worden overgenomen of gefuseerd, zijn vaak relatief groot en vertonen minder ongunstige winstcijfers dan de ondernemingen die op een andere manier worden stopgezet. De tijdsspanne tussen de eerste problemen en de eigenlijke stopzetting is langer dan bij de andere exitpadprofielen. Het bedrijf is in staat op de gedwongen exit (bankroet) te vermijden en de overname of fusie belooft een hogere verwachte waarde dan een vrijwillige liquidatie. Kenmerkend zijn een kleine hoeveelheid cash, een kleine inventaris, veel debiteuren en handelsschulden. Een werknemersvertegenwoordiging, veel materiële vaste activa en veel financiële en handelsschulden kan de overname of fusie vertragen.
Een bankroet wordt gekenmerkt door weinig kasmiddelen en veel schulden. Aan een verplichte uitstap gaat ook een opeenstapeling van financiële en handelsschulden vooraf. Bedrijven die wel over voldoende cash beschikken en niet al te veel schulden hebben, kunnen het bankroet vaak uitstellen of vermijden. Een gedwongen stopzetting komt vaker voor bij jonge bedrijven, waar vaak weinig ervaring aanwezig is en in zogenaamde stand alone-ondernemingen die geen deel uitmaken van een groep of niet kunnen rekenen op de steun van aanverwante bedrijven. Bankroet komt ook vaker voor bij bedrijven met veel gewaarborgde schulden. Schuldeisers dwingen hierbij de onderneming tot faillissement omdat ze hun geld zo kunnen recupereren. Ondernemingen die bankroet gaan, worden ook gekenmerkt door grote voorraden en investeringen, en hebben nog veel geld te goed van klanten. De meeste van deze kenmerken vertragen een eventueel faillissement. Zo zorgt een goede relatie met leveranciers en banken voor uitstel tot alle mogelijke oplossingen, bijvoorbeeld de schulden heronderhandelen, uitgeput zijn.
Omdat bedrijven die ontstaan na overname van een ander bedrijf hogere overlevingskansen bieden dan nieuwe bedrijven, pleiten de onderzoekers voor maatregelen om de overdracht van bedrijven te stimuleren. Ze denken hierbij aan drempelverlagende initiatieven voor ondernemers die zelf al een bedrijf hebben stopgezet en daaruit hebben geleerd. Door bedrijven in een probleemsituatie goed te begeleiden kan een vrijwillige stopzetting, en daardoor ook een overname, gemakkelijker worden. Het beleid van de overheid is er sterk op afgestemd op stopzettingen, onder welke vorm ook, te vermijden. De onderzoekers wijzen er op dat dergelijke maatregelen uiteindelijk ook het ondernemerschap belemmeren en het aantal nieuwe ondernemingen doet dalen. Link: http://www.feb.ugent.be/nl/Ondz/Proefschriften/balcaen
Labels: failissement, Sofie Balcaen
<< Homepage